Wild en ongetemd Corsica.

Corsica is een veelzijdig eiland. Van schitterende stranden tot aan hoge pieken, je vindt het hier allemaal. Ik ga het liefst op zoek naar plekken die moeilijker te vinden zijn. Daar waar de mensen nog nauwelijks invloed op hebben uitgeoefend. Waar de wind nog vrij waait en de dieren kunnen gaan en staan waar ze willen. In het zuiden van Corsica is tussen de bergruggen een hoogvlakte verscholen. Je moet het maar net weten, de route is afgelegen en lastig te bereiken. Ik heb het over Plateau de Coscione. Eerder schreef ik al dit artikel over een wandeling over de vlakte zelf voor Mountain Reporters, nu vertel ik het verhaal over de hike naar boven toe.

Twintig kilometer voor de boeg.

Een paar dagen eerder zijn we al op de hoogvlakte geweest voor een wandeling en kwamen erachter dat het weggetje naar boven ontzettend slecht begaanbaar was. Voor andere mensen liep dat al uit op een lekke band, wij wilden dat risico niet nog eens nemen. Maar onderweg zagen we zoveel moois dat we besloten het hele eind te voet af te leggen. Tien kilometer naar boven, tien kilometer weer naar beneden. Met deze stevige wandeling voor de boeg parkeren we de auto op de enige weg vanuit Quenza naar het plateau.

Ruigte, tamme kastanjes en wilde varkens.

De eerste helft van de wandeling loopt zigzaggend door de bossen heuvelopwaarts. Boven ons zorgt het dichte bladerdak van de tamme kastanjes voor een natuurlijke parasol. In de zomermaanden zitten de wilde varkens op de hoogvlakte zelf waar het koeler is, nu de herfst in aantocht is zakken ze langzaam de bergrug af op zoek naar voedsel. Ze zijn dol op de kastanjes die van de bomen vallen, we komen er veel tegen onderweg. Een luid geknor en gepiep uit de struiken en er breekt een enorme beer uit het struikgewas. Zijn vrouwtjes volgen al snel en er lopen zelfs wat roze en zwarte biggen bij! Het went snel om steeds wilde dieren tegen te komen. Het is hier ruig, we lopen in hun territorium.

Een mes flikkert in het zonlicht.

In dit ruige landschap, na een paar kilometer te hebben gewandeld langs het afgebrokkelde asfalt, verschijnt voor ons een wijds terrein. Hier hebben we een adembenemend uitzicht op de majestueuze bergen die om ons heen oprijzen. De hemel is bezaaid met wolken die razendsnel voorbij jagen, zo dichtbij dat het lijkt alsof we ze bijna kunnen aanraken.

Terwijl we onze weg vervolgen, merken we aan onze rechterkant een groep terreinwagens en een quad op. Mannen gekleed in stoere groene outfits buigen zich geconcentreerd over een zwarte schaduw op de grond. Het is duidelijk dat de jacht hier in volle gang is, en ze hebben zojuist een zwijn geschoten. In het felle zonlicht flikkert een mes, en met vakkundige handen wordt het dier ontdaan van zijn vacht. Dit is een ritueel dat deel uitmaakt van de jachttradities in dit gebied.

Het vlees van het geschoten zwijn zal niet verspild worden. Integendeel, het zal zorgvuldig worden verwerkt tot de karakteristieke worsten die overal op het eiland verkrijgbaar zijn bij de charcuterie. Dit eiland staat bekend om zijn culinaire tradities, en de ambachtelijke worsten zijn daar een essentieel onderdeel van. Het gerookte vlees, doordrenkt met de smaken van het wilde landschap, wordt bereid volgens eeuwenoude recepten die van generatie op generatie worden doorgegeven.

Dit tafereel biedt niet alleen een glimp van de lokale jachtpraktijken, maar ook van de diepgewortelde verbondenheid tussen de mensen hier en hun natuurlijke omgeving. Het is een herinnering aan de eeuwenoude relatie tussen mens en natuur, waarbij respect voor het leven en duurzaamheid centraal staan. Dit moment, vastgelegd in de schaduw van de imposante bergen, illustreert de rijke culturele en culinaire tradities die dit eiland zo uniek maken.

Honing van de boer.

Als ze toe komen aan de ingewanden vind ik het wel welletjes en wandelen we verder omhoog. De weg slingert zich rond de berg omhoog, hier en daar zijn er kleine stukken waar de rotsen plateaus gevormd hebben. In de verte doemt een klein rood dak op, een vierkante stip tegen de uitgestrekte achtergrond van de natuur. Hier woont iemand, ver verwijderd van de drukte van de bewoonde wereld. We volgen het pad dat ons naar het afgelegen huisje leidt, en worden begroet door een zwart-witte hond. Zijn ogen lijken vastgelijmd aan iets wat buiten ons gezichtsveld valt. Dan verschijnt zijn baasje in een oud, roestig busje. “Aahhhh, fromage? Miel?” Zijn woorden klinken als muziek in onze oren, en met een paar handgebaren maakt hij duidelijk dat hij hier kaas produceert en honing verkoopt. Hij vraagt vriendelijk of we het hek willen openen, zodat hij zijn auto binnen kan rijden.

Samen lopen we naar het gebouwtje naast zijn huis. Daarbinnen bevindt zich een bescheiden kaasmakerij. Een koelkast zoemt zachtjes, terwijl op een oude plank een aantal stevige schapenkazen ligt. We besluiten er twee mee te nemen; één ervan zal onze beloning zijn wanneer we de top van onze bestemming bereiken.

De ‘fermier’, zoals de Fransen het noemen, vertelt een verhaal in het Corsu, de lokale taal van Corsica. Hoewel we niet alles begrijpen, kunnen we uit de paar woorden die we herkennen opmaken dat hij hier leeft vanaf het moment dat de laatste sneeuw in april smelt, tot aan het einde van oktober. Daarna worden de bergen onherbergzaam, gehuld in een waas van sneeuw en ijs dat deze al ruige omgeving nog intenser maakt. In de wintermaanden verhuist hij naar Porte Vecchio, dicht bij de kalme zee.

De eerste kou voelen we al in de wind, die met kracht vijf om ons heen giert. Ondanks de koude voelen we de warmte van gastvrijheid en passie in de woorden van de fermier. Zijn toewijding aan zijn ambacht en zijn band met dit ruige, ongetemde landschap maken deze ontmoeting tot een onvergetelijke ervaring, die ons nog lang zal bijblijven.

Het geluid klinkt ver door over de rotshellingen.

Hoger klimmen we de weg op, het eindpunt is nu niet heel ver weg meer. Een kudde schapen rent ons voorbij langs de steile randen. Hoogtevrees kennen ze niet, hoefjes kletteren op het kapotte wegdek. De dikke vachten worden alle kanten op geblazen. Een enkeling draagt een schapenbel om zijn nek, het geluid klinkt ver door over de rotshellingen. De kudde wordt beschermd door een grote witte berghond die er angstaanjagend uitziet. Ik denk dat het een Maremma is maar zeker weten doe ik het niet. Agressief zijn ze geen van allen, deze komt zo dicht bij ons zitten dat we hem bijna kunnen aaien.

Handenvol zoete bramen en brokkelige kaas.

Er zijn nu geen bomen meer te zien, alleen nog een stugge laag struikgewas, de maquis. Maquis is een mengsel van verschillende soorten kruiden, houtachtige struiken en bloemen. Het ruikt overweldigend krachtig soms. Hier zien we vooral myrthe, wilde rozen en bramen verstrengeld staan. Ondoordringbaar voor de mensen, maar de dieren vinden hun weg ertussen. Wij plukken dankbaar handenvol bramen, een verrukkelijke traktatie samen met de brokkelige schapenkaas van de boer. We hebben de bovenkant bereikt, ruim tien kilometer omhoog gelopen en 700 meter gestegen.

De stilte is sereen, het landschap van de hoogvlakte wat zich voor ons uitstrekt magisch. Groene zompige grasvlaktes doorsneden met poelen vol helder bergwater en omringd door grijze rotsen die zijn afgesleten door weer en wind. De paarden zijn wat onrustig door het weer, een hengst gaat er galopperend van door. Dikke kluiten aarde spatten op, manen zwiepen in het rond. De lucht wordt steeds dreigender, we gaan terug naar beneden. Het heeft geen zin om hier in noodweer terecht te komen.