De duiven van Corbara.

In de serene ochtendrust van Corbara ontvouwt zich een betoverend schouwspel. Rode kraaloogjes van ontwakende duiven knipperen nog halfslaperig tegen de lichtbanen van de ochtendzon die teder over de daken streelt. September heeft zijn intrede gedaan en de verstikkende hitte van de zomer wijkt langzaam. Een zacht gekoer verraadt dat niet alleen de zon, maar ook de buren ontwaakt zijn.

In de lucht klinkt het geklapwiek van vleugels, terwijl een sierlijke blauwgrijze veer langzaam neerdwarrelt en zich vlijt tussen lichtblauwe bloemen in een naburige struik. Onder het kerkje ontwaakt een hoge stenen muur tot leven, haar geheimen delend met de eerste zonnestralen.

Warme omhelzing van de middagzon.

Voor een haastige voorbijganger blijft het onopgemerkt, maar de dorpsbewoners weten beter. De kieren in het caramelkleurige leem herbergen een duivenkolonie. Elke ochtend vliegen ze uit om de dag door te brengen met het scheren over pannendaken, het achtervolgen van elkaar op wiebelige elektriciteitskabels en het vullen van hun buikjes met kruimels van de overgebleven croissants van de Epicerie.

Op blote voeten sloft een oude inwoonster door het steegje, haar wasgoed zorgvuldig ophangend in de warme omhelzing van de zon. De duiven herkennen haar, ze blijven rustig zitten. Maar plotseling wordt de stilte doorbroken! Een schrille kreet snijdt door de lucht, een donkere schaduw werpt zich over het kerkplein. De duiven schieten alle kanten op, sommigen vluchten terug naar hun holen in de muur. Daar, in de beschutting van de stenen, is de grote rode wouw machteloos. Steeds hoger stijgt de majestueuze roofvogel op de thermiek, tot hij uiteindelijk achter de bergrug verdwijnt. Het gevaar is geweken; de duiven keren terug naar hun dagelijkse bezigheden.

Zijn diepe tonen resoneren door de vallei.

In de verstilde avondschemering komt het dorp tot leven, een harmonieus samenspel van bedrijvigheid en rust. De kruidenier beklimt de kronkelige weg naar huis, zijn drukke werkdag weerspiegeld in de glinsterende druppels zweet op zijn voorhoofd. Een symfonie van geuren hangt in de lucht terwijl de kleine groentetuinen bij de huizen liefdevol worden verzorgd. De handen van tuinders bewegen behendig tussen de rijen, wiedend met toewijding.

Te midden van dit tafereel weerklinken de bekende geluiden van timmerlieden, de echo van hamers die zachte melodieën slaan in het avondlicht. Op het plein dansen lachende stemmen in de zwoele bries, een vrolijke melodie die de harten van de dorpsbewoners verwarmt. In de stilte van de avond klinken ook het mauwen van de katten, als zachte serenades die de nacht begroeten, terwijl hoog boven hen duiven hun rustige cocons delen, zich koesterend in de laatste stralen van de ondergaande zon.

De hemel kleurt langzaam in warme tinten, en terwijl de dag zijn laatste adem uitblaast, neigt de zon majestueus achter de horizon. De geluiden van het dorp verstommen geleidelijk, als een rustig kabbelende rivier die tot bedaren komt na een levendige dag. Alleen de kerkklok blijft trouw zijn lied zingen, zijn diepe tonen resoneren door de vallei als een geruststellende melodie die de nacht omarmt.

Klokslag negen uur ‘s avonds doorklieft nog eenmaal het zware gebeier de stilte, een ritueel dat het dorp in harmonie sust. Een welgemeend welterusten weerklinkt in de donkere nacht, een liefdevolle groet die door de straten zweeft. De dorpsbewoners sluiten hun ogen in dankbaarheid voor deze dag vol leven en liefde, wetende dat morgen een nieuw hoofdstuk van dit betoverende dorpsepos zal ontvouwen. Tot ziens, vrienden, rust zacht en moge de dromen jullie leiden naar een magische morgen.